|
||||||||
Tweede plaat van dit Bretonse zestal, dat zijn bezwerende, repetitieve jazz injecteert met folkelementen. Dat zou de samenvatting kunnen zijn bij deze plaat, maar wie een beetje moeite doet en dus de CD een aantal keer beluistert, ontdekt veel meer dan dat. Om te beginnen is er de vaststelling dat Charkha met Faustine Audebert over een formidabele zangeres beschikt. Waar dit soort muziek doorgaans een louter instrumentale aangelegenheid is, voegt zij aan de complexe nummers met bijzonder ingewikkelde ritmes een dimensie toe, die Charkha tot iets heel bijzonders optilt. Het duurt even, voor je “mee” bent met deze heel bijzondere muziekvorm: invloeden vanuit de hele wereld komen binnensluipen, Coltrane ontmoet Rabih Abou-Khalil, dwarsfluit en oud duelleren met sax en de ritmesectie stuurt op gedecideerde, maar delicate wijze wat in het begin een verzameling losse flarden lijkt, naar een bijzonder soort harmonie. Je maakt als het ware mee, hoe de instrumenten van hun basisfunctie ontdaan worden en ingezet worden bij het creëren van iets volkomen origineels. Daartoe bedient het gezelschap zich van een aantal teksten van grote dichters van de voorbije eeuw, vertaald naar het Bretons. Je begrijpt daar, als modale niet-Bretoen geen gebenedijd woord van, maar het boekje dat bij de plaat hoort, helpt je een heel eind op weg: er wordt gekeken naar de manier waarop het Bretagne dat we kennen uit verhalen en boeken, en dat heel landelijk was en met de natuur verbonden, beetje bij beetje verandert. De natuurlijke gang van zaken wordt, onder druk van de globaliserende agro-industrie, een plek waar geld verdiend wordt en waar grote winsten gemaakt worden, weze het via gas- of zandwinning, de aanleg van een vliegveld of de bouw van immense sites waar aan mijnprospectie gedaan wordt. Zoiets ontwricht een mens en zoiets verdient een tegengewicht van schoonheid en poëzie. Als ja van al die elementen de optelsom maakt, kom je uit bij een heel intense, krachtige poëtische plaat met wereldmuziek zoals je die nooit eerder hoorde. De eerste plaat van het sextet heette “La Couleur de l’orage” en je hoeft geen groot letterkundige te zijn om in de titel van deze tweede een vervolg op die eerste te lezen en te horen: de boodschap van componist en fluitist Gurvant Le Gac is er eentje die zegt: we zijn allemaal van hier, maar we lijken wel allemaal van elders te komen. Helemaal naar de Bretonse dichter Eugène Guillevic, van wie ze op hun eerste plaat al een gedicht naar muziek vertaalden. Nogal wat van de groepsleden hebben een verleden bij de groep Bayati of werden (mee) gevormd door de grote Erik Marchand en dat kun je er aan horen: ze beheersen stuk voor stuk hun instrument(en) tot in de puntjes en wat ze er mee maken is heel bijzonder, heel apart en vooral heel mooi. Maar je moet als luisteraar wel een beetje moeite doen… (Dani Heyvaert)
|
||||||||
|
||||||||